
Discover more from Searching for Trust
Systemisch Racisme: Een Essay
“There are three evils in our nation: it’s not only racism, but economic exploitation and poverty would be one, and then militarism.” – Martin Luther King, 1967
Eigenlijk is het bizar dat het doden van een Amerikaanse man door de Amerikaanse politie zoveel weerklank heeft gehad hier in Europa en in België. De geschiedenis van de V.S. is gekenmerkt door slavernij tot 1865, lynchings tot 1930/1940, apartheid tot 1965, en sinds de jaren 1980 de grootschalige criminalisering van zwarte gemeenschappen gekend. Europa heeft niet een gelijkaardige institutioneel racisme gekend.
En toch protesteren wij mee. Waarom voelen ook wij zoveel woede?
Ik wil suggereren dat de hele episode best te verklaren is door steeds groeiende wrok en frustratie over hoe onze Westerse maatschappij omgaat met statusverschillen in het algemeen. Verschillen in huidskleur zijn belangrijk, maar alleen omdat huidskleur correleert met status (ook in Europa). Zwarten zijn de deplorables bij uitstek, en dus wat paradoxaal hebben de Black Lives Matter beweging dezelfde fundamentele drijfveren als populisten in de V.S. en Europa: mensen zijn het beu om als losers te worden aanschouwd.
Hoe armoede de facto wordt genegeerd
Verslaggeving in de media suggereert dat voornamelijk drie lessen zullen worden getrokken uit de BLM.
Ten eerste, er moet meer geld tegen het probleem gesmeten worden. Nike en Apple beloven, respectievelijk, 40 miljoen en 100 miljoen USD beloofd voor Black Lives Matter. Lebron James krijgt 100 miljoen USD om een eigen mediabedrijf op te starten.
De tweede les is: meer “diversiteit”, wat codewoord is voor quota’s. Meer diversiteit onder studenten aan (elite) universiteiten; meer diversiteit onder professoren; meer diversiteit onder werknemers en management bij (prestigieuze) bedrijven, enzoverder. Een uitsluitend blanke raad van bestuur zal niet meer verdedigbaar zijn.
De derde les is subtieler, en betreft een shift in het discours. De standaard of default houding onder hoog-opgeleide blanken, eerst in de V.S., maar snel ook in Europa, zal nu dat van een schuldgevoel zijn. Schuld rond ‘white privilege’ zal nu een sociaal signaal worden om te communiceren dat men bepaalde morele gevoeligheden heeft.
Ik vestig aandacht hierop niet om te zeggen dat deze responses op zich slecht zijn. Organisaties zoals de NAACP of de ACLU hebben ontegensprekelijk nobele doeleinden, en verdienen steun. Meer diversiteit in prestigieuze functies kan rolmodellen creëren en dus hoop en motivatie geven aan jongeren. Meer bewustzijn over welke blijvende structurele ongelijkheden de 400-jaar durende trans-Atlantische slavenhandel heeft gecreëerd, kan een belangrijk licht werpen op de eigen privileges.
Mijn punt is eerder dat deze responsen voorbij het echte probleem gaan, dat het uiteindelijk vooral symbolische responsen dreigen te zijn. Het gevaar dat er, ondanks de woede, geen echte verandering gebeurt is reëel: zie dit droevig overzicht van het gebrek aan vooruitgang sinds de dood van Martin Luther King in 1968.
Meer geld?
Zo is er al veel geld tegen het probleem gesmeten. De zwarte gemeenschap krijgt al veel overheidssteun: 40% aangewezen op overheidssteun. De NAACP en de ACLU worden ook al heel lang gesteund. Zij zetten zich o.a. in voor beklaagde zwarten, maar hoe is dit niet zoals water scheppen uit een zinkende boot? Een derdevan zwarte mannen gaat ooit naar de gevangenis, en een strafblad in de V.S. betekent een levenslange stigma.Mede hierdoor groeien twee derde van zwarte kinderen op in 1-ouder gezinnen (wat in de praktijk betekent: geen vader). 40% van de daklozenpopulatie in de V.S. is Afrikaans-Amerikaans (tegenover 13% van de algemene bevolking).
Armoede is meer dan niet genoeg geld hebben, en is meer dan geen advocaat kunnen betalen. Het zelfs meer dan een goed-gesubsidieerde school hebben. Als jouw ouders niet geven om je scholing, loop zelfs in de beste school achterstand op. Als jouw ouders depressief & afwezig zijn, of drugsverslaafd, dan is de stap naar criminaliteit klein.
Hiermee zeg ik niets nieuws natuurlijk. Iedereen erkent deze feiten. Iedereen weet dat armoede een cruciaal onderdeel is van het probleem; iedereen knikt in overeenstemming als ze de term ‘intersectionaliteit’ horen. En toch lijken we het volle gewicht van het probleem niet te erkennen.
Quota’s en Implicit Bias Training?
Quota’s, of liever “diversiteit”, zullen ook frequenter toegepast worden. Echter, vaak wordt niet vermeld hoe, eens ze worden ingevoerd, ze het probleem niet lijken op te lossen. Neem Oxford University, die al jaren diversiteit onder studenten promoot. Daar blijkt de eigenlijk ervaring van zwarte studenten negatief te zijn:
The university perpetuates an image of tolerance, and wanting to do better, but once you are in the door, you can be treated like a second-class citizen. -- Kesaia Toganivalu, een eerstejaarsstudent
Idem ditto binnen bedrijven. Hoe garandeer je dat mensen met respect worden behandeld? Respect kan men niet afdwingen door een memo; een diepere verandering is daarvoor nodig. Toch zullen we quota’s nog opdrijven, vooral dan omdat het lijkt dat we proactief het probleem aanpakken. Echter, hoeveel respect toon je eigenlijk door een weinig competente persoon aan te nemen alleen omwille van huidskleur?
Of nog, neem ‘implicit bias training’, waarbij de meest “doeltreffende” methode is om ‘counterstereotype’ beelden voorgeschoteld te krijgen, m.a.w. van slimme, succesvolle zwarte mensen. Maar is niet het problematisch dat men hierbij ervan uitgaat alleen respect kan gegeven worden aan slimme, succesvolle mensen? Dat domme, luie losers het niet waard zijn van ons respect? Implicit bias training countert één vorm van vooroordeel maar alleen door een ander vooroordeel te versterken. En zonder al te veel verandering in de socioeconomische toestand van sommige zwarte gemeenschappen op de horizon, impliceert de aanname de ongure conclusie dat minachting gerechtvaardigd is.
Geld en Celebrity
Ik maak een sprong hier door de volgende diagnose te stellen: de frustraties en wrok en gevoel van kleinering dat zovelen hebben – vooral minderheden in de V.S, maar ook sommige blanke gemeenschappen – is dat wij vandaag status overwegend identificeren met geld en celebrity.
Met status bedoel ik de “waarde” die we aan iemand toekennen. Er wordt geluisterd naar mensen met hoge status. Hun meningen tellen; er wordt rekening gehouden met hun verlangens. Zelfs driejarigen hebben door wie er hoge status heeft. Mijn stelling is dus dat de “waarde” die we aan anderen en onszelf toekennen steeds vaker gebeurt in termen van geld en celebrity. Dit is onder andere te zien in wie invloed kan uitoefenen op politici, wie in de media mag komen, enzoverder.
Een klein beetje kennis over de evolutionaire geschiedenis toont dat status niet zo hoeft begrepen te worden. Meer nog, eigenlijk gaat de identificatie ‘status = geld’ in tegen wat de Homo sapiens zo succesvol heeft gemaakt. Bij de meeste dieren wordt status bepaald door fysieke grootte, maar wat uniek is aan de mens is dat status vooral wordt bepaald door competentie en gerichtheid op de gemeenschap. Het is niet de grootste en meest gespierde bruut dat het meeste respect krijgt, maar de getalenteerde jager die zijn skills aan anderen doorgeeft of zijn vlees deelt. Het is niet de arrogante en zelf-gerichte jonge knaap, maar de oudere, wijzere man of vrouw die bekommerd is om de volgende generatie. (Vandaar de norm dat ouderen respect moeten krijgen in vele culturen.)
De link tussen status, competentie en dienst is – gelukkig – niet doorgeknipt. Scholing – niet alleen academisch maar ook vakscholing – is een pad naar competentie en ook naar een goed-betaalde job.
Maar “dienst” is een nogal leeg woord geworden. Je zou vergeven zijn om de denken dat het vooral een grap is, een vorm van window-dressing.
Kijk naar de politieke elite van onze Westerse maatschappij. De levenslopen van ex-presidenten sinds Bill Clinton, inclusief de aanvankelijk zo idealistische Barack Obama bevestigen de mantra “eerst dienst leveren, en dan aan mezelf denken”. Ook in België verdienen ministers veelvouden van het gemiddelde loon door drie bezoldigde mandaten, ambten, en beroepen te combineren.
Politici zijn een te gemakkelijk doelwit; mijn punt is ook niet een van een plat populisme. Het gedrag van onze politieke leiders illustreert een bredere materialistische cultuur, waarbij we status, respect, en ons eigen zelfbeeld steeds meer in termen van geld definiëren.
Zelfs in mijn sector, academia – dat door het brede publiek nog altijd als een seculiere, niet-corrumpeerbare priesterschap wordt gezien (hoe lang nog?) – is (project)geld de eenheid van prestige geworden. Met projectgeld krijg je macht: je kan jonge PhDs aanwerven, die je dan kan uitbuiten jouw ideeën kan laten uitvoeren en zodat je stempel op de wetenschap verveelvoudigd wordt.
En wie zijn schouders ophaalt: wel, niet zo lang geleden is het echt wel anders geweest. Van oudere proffen hoor ik hoe het aantal vakken dat je mocht lesgeven ooit de eenheid was van prestige: het was een eer om jonge geesten te mogen vormen. En er zijn presidenten geweest die bewust kozen om geen grof geld te verdienen:
“I could never lend myself to any transaction, however respectable, that would commercialize on the prestige and dignity of the office of the presidency.” (Truman in 1954)
Morality Capture: hoe geld onzichtbaar blijft
Begrijp mijn kritiek op geld niet verkeerd. Ik stel geen simplistische redistributie van rijkdom voor. Er zijn genoeg oproepen om belastingen te verhogen (zoals hier of hier), en ik wil niet per se op die kar springen. Mijn kritiek gaat over waar onze persoonlijke prioriteiten liggen. Geld is belangrijk, en het is best OK als sommigen (veel) meer verdienen dan anderen, maar wat problematisch is, is wanneer niet het juiste belang wordt gehecht aan geld. Wanneer geld geprioriteerd wordt boven competentie, of boven dienst, dan krijgt geld niet meer het juiste belang. Zelfs een socialist stelt de aanname “geld is prioriteit nr. 1” niet noodzakelijk in vraag.
En deze inversie van prioriteiten, in mijn diagnose, wordt steeds meer wijdverspreid. Het tast iedereen aan, zelfs diegenen in de ivoren toren. Meer nog, het is onzichtbaar. In de jaren ’60 was Marxisme levend en wel, en had je ten minste nog economische kritieken. Nu zijn het alleen nog maar de dinosaurussen – Bernie Sanders of Noam Chomsky – die nog hameren op het belang van armoede.
Onze identificatie van geld en status is onzichtbaar omdat het moreel onaantastbaar is. Het falen van communisme heeft er zeker mee te maken. Maar meer nog: het streven naar geld-als-status is erin geslaagd om zich moreel voor te doen.
Sinds de jaren ’80 worden we ook systematisch verteld dat ‘greed is good’: focus gewoon op uw eigen hachje te redden, en de markt zal wel zorgen voor het gemene goed. Het economisch-utilitaristisch denken wordt aanzien als waar. Het wordt gezien als onrealistisch om te denken dat mensen door het algemene goed kunnen gemotiveerd worden, of door iets anders dan hun egoïstische noden.
Een ander aspect van dit fenomeen is hoe geld verdienen steeds meer als een morele bezigheid wordt gezien. Je start geen zaak meer; je bent entrepreneur, met de connotaties dat je een visie hebt voor de maatschappij, om “de wereld een betere plek te maken”. Onze zakenmensen zijn ook morele leiders geworden.
Moraliteit is good business geworden. Het is ook voorspelbaar hoe multinationals zich halsoverkop hebben geschaard achter Black Lives Matter. Maar de schenking van Apple aan BLM, ter waarde van 100 miljoen USD, is letterlijk 1/500ste van hun 2019 winst. Of met andere woorden, door een ochtendje iPhones te verkopen hebben ze dat terugverdiend. Voor een andere multinational, Disney, was het “onhaalbaar” om 100.000 stafleden te betalen tijdens de coronacrisis om 500 miljoen USD te besparen, maar wonderbaarlijk was er wel geld over om een bonusschema van 1500 miljoen USD voor management onaangeroerd te laten. “Designed in California” zegt Apple, maar alleen omdat niemand wil horen welk menselijk lijden in Centraal-Afrika en Zuid-Oost Azië achter hun mooie, elegante producten zit.
Wat machtige bedrijven toepassen is de truuk zo oud als de straat, al door Machiavelli geïdentificeerd in 1513:
Een leider moet de indruk geven van geheel compassievol, geheel loyal, geheel menselijk, geheel eerlijk, en geheel religieus te zijn. (Il Principe, hoofdstuk 18).
Het lijkt ook een goede zaak voor de wereld dat er miljardairs zijn: wat zouden we doen zonder hun liefdadigheid? Het maakt de identificatie van status met geld nog onaantastbaarder. De miljardairs lijken ook heel goed waaraan ze hun status te danken hebben: denk aan hoe Bill Gates, die jarenlang zegt hij meer belastingen wil betalen, plots nerveus werd door de belastingsplannen van Elizabeth Warren, ook
Ik noem het “morality capture”: zoals bedrijven de regulatoren hebben kunnen vangen (cf. Boeing), hebben ze ook de moraliteit kunnen vangen. Ze scharen zich snel achter morele bewegingen die hun economische belangen niet zullen schaden (zoals Black Lives Matter).
Anti-Racisme en het gebrek aan inspiratie
De huidige focus op huidskleur lijkt vanuit een bredere perspectief een afleiding – bijna een opium voor het volk. Slavernij wordt geanalyseerd als een racistisch fenomeen, terwijl het eigenlijk vooral een economisch fenomeen is. Men wordt racistisch omdat men automatisch zoekt naar allerlei kenmerken om dat statusverschil te rechtvaardigen, en uiterlijke kenmerken zijn de meest voor de hand liggend. Hierbij is er niets speciaals aan een zwarte huid. In het Romeins Rijk werden Ariërs met blauwe ogen en blonde haren als inferieur bekeken[iii]; in Rwanda in de jaren ’90 waren dat mensen die groot waren en een haviksneus hadden (de Tutsis).
Verschillen in huidskleur hebben geen betekenis als ze niet gepaard gaan met statusverschillen.
Daarom lijkt de focus van ‘anti-racisme’ of ‘white guilt’ verkeerd te zijn: het trekt nog meer aandacht naar verschillen in huidskleur, en bevestigt een meester-slaaf (of dader-slachtoffer) dynamiek. Anti-racisme focust de aandacht niet op universele menselijke waarden. Het hele discours gaat over verschillen tussen zwarten en witten (of: witten en de rest). Het is niet inspirerend. In tegenstelling tot de jaren 1960 staat niemand staat en zegt ‘I have a dream’, met een positieve visie die iedereen kan inspireren. In de plaats krijgen we woede, angst, en wrok.
Maar hoe kan het leven van diegene met lage status verbeterd worden in een cultuur waar zelfs de elite angstig is om de behoud van de eigen positie? In een cultuur waar zelfs celebrities verlagen zich tot het crimineel omkopen van universiteiten zodat ze hun kinderen toelaten. Dus zelfs super-geprivilegieerden, die zo veel geld hebben dat ze professoren als persoonlijke tutors voor hun kinderen zouden kunnen inhuren, zijn zo onzeker over zichzelf en hun eigen kinderen, dat ze liever de wet breken dan aan status inboeten.
We halen standbeelden van kolonialisten naar beneden, maar tegelijk blijven we geld en/of celebrity vereren, in onszelf en in anderen.
Voorbij quota’s en standbeelden
Het lot van de zwarte gemeenschappen kan alleen verbeterd worden door duizenden, miljoenen kleine beslissingen. Het kan niet opgelost worden door de 100 miljoen van Lebron James, of de 100 miljoen van Tim Cook. Het moet gebeuren door de gemeenschap zelf. Door kleine stapjes van lokale politici, vrijwilligers, leraars, politie; door kleine stapjes van rechters om mildheid te tonen aan kansarme criminelen.
En vooral de elite moet overtuigd worden dat status niet noodzakelijk in termen van geld moet begrepen worden. Dat het OK is voor een bedrijf om niet steeds elk jaar meer winst te maken, maar om jaar na jaar hetzelfde, kwalitatief product te vervaardigen. Dat het OK is voor politici om na hun loopbaan zich toe te leggen op het schilderen bijvoorbeeld. Als de elite niet overtuigd is, dan zullen ze manieren blijven vinden om echte vooruitgang te dwarsbomen in de legislatuur.
Ik heb zo mijn twijfels bij de wijsheid van de retoriek rond ‘white guilt’. Ze lijken vooral aanmaningen om schaamte, en bij velen zal dit een defensieve reactie uitlokken. En er bestaan 1001 manieren om wetten die de zwarte gemeenschap zal helpen te fnuiken.
En toch is er op zich is er niets mis mee met een schuldgevoel. Dat is de wijsheid in oude uitdrukking noblesse oblige: diegenen aan wie er veel gegeven werd, moeten een schuld terugbetalen aan de maatschappij. Een authentiek schuldgevoel kan tot compassie leiden en een betere wereld. Mensen willen gehoord worden; mensen willen serieus genomen worden. Ze willen kunnen spreken en dat er naar hen geluisterd wordt, ook al hebben ze geen prestigieuze job, of dure horloge, of kunnen ze geen exotische vakanties nemen. En vooral: ook al hebben ze geen hogere opleiding kunnen genieten. Een authentiek schuldgevoel en compassie gaan hand in hand.
Zolang we deze zaken niet erkennen – en maak je geen illusies, dat zal niet voor morgen zijn – zullen de geprivilegieerden te weinig mentale ruimte blijven hebben om zich te bekommeren om de armere lagen van de maatschappij. Ze zullen geld blijven gooien, maar geld is goedkoop. Tijd, aandacht, en respect zijn duur.
We kunnen verwachten dat openlijk racisme onder een schrikbewind zal verdwijnen, maar niet noodzakelijk systemisch racisme. Verschillende gemeenschappen zullen nog meer afstand nemen van elkaar, deels uit schrik om als racistisch bestempeld te worden, maar ook vooral omdat niemand echt geeft om de losers in onze Westerse maatschappij, ongeacht de huidskleur.
In de tussentijd kunnen we wel beginnen bij onszelf, en niet meegaan in de aanbidding van de media voor rijke en/of bekende figuren, en ook niet mee te gaan in de cultuur van neerbuigendheid tegenover laaggeschoolden. En in ons werk zoveel mogelijk het algemene goed te dienen.
[i] Benjamin Isaac, The Invention of Racism in Classical Antiquity (Princeton University Press, 2004).